Hoe ontstaat kanker?

Ons lichaam bestaat uit vele miljarden cellen. Deze cellen voeden zichzelf. Ze groeien, vermenigvuldigen zich en worden ouder, totdat ze uiteindelijk afsterven en een nieuwe cel hun plaats inneemt. Elke dag sterven er miljoenen cellen in ons lichaam en komen er weer miljoenen nieuwe bij. Tussen het ontstaan en afsterven van cellen bestaat een natuurlijk evenwicht, dat in stand wordt gehouden door ons erfelijk materiaal, onze genen, in de cel. De genen zorgen dat de cel alleen deelt of sterft wanneer dat nodig is. Als er echter meerdere fouten optreden in de genen, kan de cel van functie veranderen en zich ongeremd gaan delen. Zo komen er meer nieuwe cellen bij dan dat er afsterven. Op deze manier kan er een gezwel of tumor ontstaan, goedaardig of kwaadaardig. Een goedaardig gezwel duwt in het algemeen het weefsel weg, maar dringt het niet binnen. Een kwaadaardig gezwel kan wél andere weefsels binnendringen en dan spreken we van kanker. De tumorcellen kunnen zichzelf verplaatsen via het lymfe- of bloedvatstelsel en uitgroeien in andere weefsels. Gebeurt dit, dan spreken we van uitzaaiingen, oftewel metastasen.

Kanker is afgeleid van het Latijnse woord Cancer, wat kreeft betekent. Deze naam is onder andere door de Grieks/Romeinse arts Galenus (± 160 na Christus) aan de aandoening gegeven, omdat in vroegere tijden de ziekte werd herkend aan de opvallende rode, gezwollen bloedvaten in de omgeving van de tumor. Deze deden de artsen denken aan de pootjes van een kreeft.

Er zijn heel veel verschillende soorten kanker, die zich op verschillende plaatsen in het lichaam kunnen voordoen. Vaak wordt de naam gecombineerd met het getroffen orgaan. Zo spreken we over borstkanker, prostaatkanker en darmkanker. In sommige gevallen is de naam van de ontdekker aan de ziekte gekoppeld. Lymfklierkanker bijvoorbeeld is onverbrekelijk verbonden met de naam van Thomas Hodgkin.