“Waarom zou je werken? Omdat het kan!” – Marcel Kalb

In maart 2011 was ik als scheidsrechter aan het inlopen voor de wedstrijd tussen de jeugdelftallen van NEC en Vitesse. In plaats van lekker op te warmen, werd ik steeds kouder. Ik heb de wedstrijd tot een goed einde gebracht, maar onder de douche werd ik weer onwel. Zo vermoeid, zo krachteloos. Ik kon geen trap meer op of af.

Een week later moest ik op controle komen in het ziekenhuis voor een lekkende hartklep. Op weg van de garage bij het ziekenhuis naar de poli moest ik twee keer stoppen om op adem te komen. Binnen de kortste keren lag ik aan de monitor. Mijn kransslagader was helemaal verstopt. Ik moest ogenblikkelijk gedotterd worden en er werd een stent geplaatst.

Mijn ziektegeschiedenis gaat terug tot 1988, toen ik als zeventienjarige werd geconfronteerd met de ziekte van Hodgkin. Ik zou in militaire dienst gaan bij de technische dienst. Aangezien ik er van droomde bij de marechaussee te komen, leek me dat wel een logische stap. Wat ik me van de symptomen herinner was dat ik me de hele dag moe, moe en nog eens moe voelde en dat ik ontzettende jeuk aan mijn voeten had. De behandeling bestond uit MOPP/ABVD-kuren, aangevuld met twintig mantelveldbestralingen. Door die loodzware behandeling genas ik – althans, het Hodgkinlymfoom verdween.

Maar de gevolgen van de therapie lieten niet lang op zich wachten. Eerst werd ik in 1997 geconfronteerd met het feit dat ik onvruchtbaar was geworden. Misschien is me dat voor de chemokuren wel verteld, maar is me dat niet bijgebleven. Al vrij snel daarna kreeg ik te kampen met een loodzware vermoeidheid.

Door mijn ziekte kon ik een loopbaan bij de marechaussee wel vergeten. Daarom ben ik diverse diploma’s gaan halen om een baan in de beveiliging te kunnen bemachtigen. “Wat zal ik doen?” vroeg ik mijn behandelend arts. “Zal ik bij mijn sollicitatie mijn ziekteverleden vertellen, of zal ik dat verzwijgen?” Hij adviseerde me open kaart te spelen. “Eerlijk duurt het langst”, was zijn reactie en zijn advies heb ik opgevolgd. Ik werd afgewezen.

Ik wilde zó graag aan het werk, dat ik bij mijn tweede sollicitatie niet heb verteld dat ik met succes was behandeld voor lymfklierkanker. Prompt werd ik aangenomen. Mijn controles in het ziekenhuis plande ik zo dat ik er in mijn vrije tijd naar toe kon. Ondanks mijn toenemende vermoeidheid wist ik mij in mijn baan te handhaven, omdat ik daarbuiten mijn activiteiten tot een minimum beperkte en thuis voornamelijk lag bij te komen om vervolgens weer naar mijn werk te kunnen gaan.

In 2003 werden de gevolgen van de Hodgkinbehandeling zo heftig dat ik bij de dokter terecht kwam. Mijn schildklier functioneerde matig en zowel mijn lever, mijn milt als mijn nieren werkten slecht. “Meneer Kalb”, zei de dokter, “volgens de echo heeft u de lever van een zware alcoholist.” Dat was onmogelijk. Ik dronk geen druppel alcohol en zelfs nauwelijks limonade, want dan moest ik opstaan, een fles halen, een glas pakken, inschenken…. Dat vond ik allemaal te zwaar.

Inmiddels had het bedrijf waar ik werkte me leren kennen en waarderen. Ik had me een tijdlang kunnen bewijzen en ze wisten wat ze aan me hadden. Daarom werd me ook niets kwalijk genomen. Maar toen mijn verslechterde conditie zich manifesteerde, kon ik niet langer voor het geldtransportbedrijf rijden. In goed overleg hebben we passend werk gezocht, maar daarmee stopte mijn lichamelijke achteruitgang helaas niet.

Al een aantal jaren zit ik nu in een afkeuringstraject, maar dat bevalt me niks. Bij het UWV adviseren ze me te stoppen met werken, ook de bedrijfsarts zou me geen strobreed in de weg leggen als ik mijn baan voor gezien hield. Maar zo zit ik niet in elkaar. “Waarom zou je blijven werken?” vragen ze me wel eens. Mijn antwoord is heel eenvoudig: “Omdat het kan!” Het kost moeite om mijn slecht werkende schildklier onder controle te houden, het is een kwestie van tijd of ik moet één of meerdere nieuwe hartkleppen hebben. Maar helemaal stoppen? Ik moet er niet aan denken.

Gelukkig heb ik een begripvolle werkgever en krijg ik een goede begeleiding van de bedrijfsarts. We hebben afgesproken dat ik 24 uur per week aan de slag blijf. Dan kan ik me op het bedrijf nuttig maken en hoef ik thuis niet op de bank te gaan liggen om bij te komen. Als ex-kankerpatiënt is het moeilijk het juiste evenwicht te vinden tussen wat je wilt en kunt.

Tekst: Jeroen Terlingen – LVN