Onderzoek naar kans op nieuwe vorm van kanker bij overlevers van hodgkinlymfoom
29 januari 2016
Door verbeteringen in de behandelingsmogelijkheden zijn de overlevingskansen van patiënten met hodgkinlymfoom in de laatste decennia sterk verbeterd. Uit eerder onderzoek was al bekend dat deze patiënten een verhoogde kans hebben om late complicaties te krijgen als gevolg van die behandeling, zoals een nieuwe vorm van kanker. Om de kans op late neveneffecten te verkleinen, is de behandeling wereldwijd aangepast en zijn veel patiënten vanaf de jaren '90 behandeld met minder uitgebreide bestraling en minder toxische chemotherapie.
Uit nieuw onderzoek onder leiding van prof. dr. Floor van Leeuwen en dr. Berthe Aleman van het Antoni van Leeuwenhoek, gefinancierd door KWF Kankerbestrijding, dat op 24 december werd gepubliceerd in het New England Journal of Medicine, blijkt nu dat patiënten behandeld tussen 1989 en 2000 ondanks de aangepaste behandeling nog steeds een verhoogd risico hebben op een nieuwe vorm van kanker. De onderzoekers verwachten wel dat door verdere aanpassing van de behandeling patiënten behandeld na 2000 een minder grote kans hebben op het ontwikkelen van een nieuwe vorm van kanker.
Hodgkinlymfoom is een vorm van lymfeklierkanker en wordt in Nederland jaarlijks bij ongeveer 460 mensen vastgesteld. De behandeling bestaat uit combinatiechemotherapie, vaak gecombineerd met bestraling, waardoor een groot deel van de patiënten geneest. Uit eerder onderzoek bleek dat behandelingen gegeven in de jaren ’70-’80 van de vorige eeuw, gepaard gingen met een hoog risico op lange termijn neveneffecten, zoals schade aan het hart of een nieuwe vorm van kanker. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen is de behandeling vanaf het einde van de jaren ’80 geleidelijk aangepast door andere soorten chemotherapie in combinatie met minder uitgebreide bestraling te geven. De groep onderzoekers van het Antoni van Leeuwenhoek heeft samen met collega’s uit een groot aantal Nederlandse ziekenhuizen nu voor het eerst onderzocht of het risico op een nieuwe vorm van kanker bij recenter behandelde hodgkinlymfoom patiënten (behandeld tussen 1989 en 2000) is afgenomen in vergelijking met patiënten die tussen 1965 en 1988 zijn behandeld. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 3905 patiënten.
Het onderzoek toont aan dat voor hodgkinlymfoompatiënten die in de jaren ’90 zijn behandeld het risico op het ontwikkelen van kanker in een orgaan (zogenaamde “solide kanker”) niet gedaald is in vergelijking met patiënten die in de jaren daarvoor zijn behandeld. Het risico om leukemie te krijgen is wel afgenomen door de aangepaste behandeling. De daling van het risico op leukemie komt door de lagere hoeveelheid van een bepaald type chemotherapie (alkylerende middelen) die de recenter behandelde patiënten hebben ontvangen. Dit onderzoek laat voor het eerst zien dat 40 jaar na behandeling voor hodgkinlymfoom de kans op een nieuwe vorm van kanker 48,5% bedraagt, terwijl deze kans 19% is in een groep mensen van vergelijkbare leeftijd uit de Nederlandse bevolking. Borstkanker bij vrouwen, longkanker en kanker van het maag-darm stelsel vormen het grootste deel van de extra gevallen van kanker bij overlevers van hodgkinlymfoom.
De onderzoekers geven twee verklaringen voor de bevinding dat het risico op een solide kanker na behandeling voor hodgkinlymfoom niet is gedaald tussen 1965 en 2000. In de eerste plaats waren veranderingen in de bestraling, zoals verkleining van de bestralingsgebieden, mogelijk nog niet voldoende ingevoerd. Verder lijkt het erop dat de gunstige veranderingen in de radiotherapie deels teniet gedaan zijn door gelijktijdige veranderingen in de chemotherapie. Zo blijkt uit het onderzoek dat een kleiner bestralingsgebied inderdaad samenhangt met een minder sterk verhoogde kans op borstkanker. Maar vrouwen behandeld tussen 1989 en 2000, veelal met beperktere bestraling, hadden toch geen lager risico op borstkanker dan de vrouwen behandeld voor 1989. Dat komt deels door de verandering in chemotherapie: de huidige chemotherapie is veel minder schadelijk voor de eierstokken, met als voordeel dat vrouwen er veel minder vaak onvruchtbaar van worden en doorgaans niet vervroegd in de overgang komen. Een vervroegde overgang had echter als voordeel dat het ontstaan van borstkanker door bestraling werd tegengegaan.
De onderzoekers verwachten dat het risico voor patiënten behandeld na 2000 wel lager is. Voor de huidige behandeling van hodgkinlymfoom is bestraling minder vaak nodig. Bovendien zijn de bestralingstechnieken verder verbeterd en is gebleken dat veelal volstaan kan worden met een beperkter bestralingsgebied en een lagere bestralingsdosis.
Voor nieuwe hodgkinlymfoompatiënten blijft het belangrijk dat bij zowel radiotherapie als chemotherapie het risico op late complicaties wordt afgewogen tegen het risico van terugkeer van het hodgkinlymfoom. Voor patiënten die in het verleden zijn behandeld is screening vanaf jonge leeftijd op nieuwe vormen van kanker, met name borstkanker, van groot belang.
Klik hier om het volledige artikel in de New England Journal of Medicine te lezen.